Welkom

HENK: (ONZEN HENDRIK)

Naar aanleiding van de publicatie van het “Vicopaaike” op Valkenswaard24, leidde het Facebookcontact met Jolanda Cornelissen in eerste instantie tot de ontwikkeling van het ‘Vallekeswirds Lehsplaenkske’(zie voor verdere uitleg mijn introductie bij onderdeel I ‘Spelling’).

 

Zolang ik me kan herinneren, heb ik altijd al een zwak gehad voor taal in al zijn facetten en vormen. Lang voordat ik zelf kon lezen, leerde mijn moeder mij het opzeggen van gedichtjes uit onder andere boeken van Annie M. G. Schmidt (Flipje Verschuur). Ik kopieerde echter niet alleen de woorden die mijn moeder oplas, maar ook de bijbehorende intonatie en pauzes, zodat het nooit klonk als het opdreunen en afraffelen van uit het hoofd geleerde dichtregels. Dit bleef ook bij de juffen van de St. Anna kleuterschool niet onopgemerkt en zodoende gaf ik als vijfjarige mijn eerste openbare optreden in bejaardenhuis Taxandria, dat naast onze school gevestigd was. 

Op de lagere jongensschool, St. Lucas, maakte ik vervolgens kennis met het schrijven en lezen van het Nederlands. Wij leerden met uitermate veel discipline hoe wij onze kroontjespen moesten vasthouden en dat wij aan elkaar moesten schrijven, om pas aan het einde van het woord een streepje door de -t’s en een puntje op de -i’s te zetten. Onze uitdrukking 'de puntjes op de -i zetten' en het Engels 'cross your t’s and dot your i’s' zijn daar nog een herinnering aan. Bovendien werden wij geacht met onze lettertjes netjes tussen de voorgedrukte lijntjes te blijven.  

Buiten schooltijd leerde ik het Valkenswaards dialect van eind jaren vijftig/begin jaren zestig, slechts onderbroken door het Nederlands van de radio en een zeldzame vluchteling uit het Noorden des lands, later omgedoopt tot ‘import’. Iedereen die ik destijds in het dagelijkse leven tegenkwam, sprak uitsluitend dialect, óók ouders en grootouders tegen hun kinderen en kleinkinderen en niemand vond dat vreemd. Het ‘Valkenswaards kwadrant’ voor mij en mijn vriendjes werd in onze jonge jeugdjaren begrensd door de Parallelweg in het Westen, de Leenderweg tot ruwweg aan het Valkterrein in het Noorden en het Oosten met een wat ruimere grens in het Zuiden, namelijk de Schaapsloop en de Drie Bruggen. 

Na de middelbare school (Hertog Jan College) ging ik Engels studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Daar ontdekte ik dat de vroegere versies van West-Europese Germaanse talen nóg meer verwantschap vertoonden dan hun moderne varianten. Mijn besluit stond toen vast: na het afronden van mijn studie, zou ik een thesis gaan schrijven om te promoveren tot doctor over de overeenkomsten van mijn eigen Striepersgats dialect en het Oud- en Middelengels.

Echter, tegen de tijd dat het zover was, had ik inmiddels een fulltime baan en vond ik mijn studieschuld al hoog genoeg. Ik genoot er altijd van om stukjes en liedjes in ons dialect te lezen en te zingen en ik heb in de loop der tijd op feesten en partijen al diverse dialectoptredens achter de rug. Maar ik heb nooit een poging ondernomen om te komen tot een taalkundige inbreng, tot nu! De drijvende kracht in dezen was zeer zeker het enthousiasme van Jolanda, dat mij heeft aangespoord om een tandje bij te zetten en mijn zelfopgelegde taak te verbreden… 

 

Voor het ontwikkelen van het Vallekeswirds Lehsplaenkske (zie I. Spelling) moest natuurlijk veel veldwerk worden verricht en al doende kreeg ik opeens het idee om ons dialect in een breder perspectief te plaatsen. De doelstelling veranderde van het 'slechts' ontwerpen van een écht leesplankje (wat op zich al zeer uniek blijkt te zijn) in het vereeuwigen van het Vallekeswirds zoals ik dat in mijn jonge jaren en in mijn kwadrant had geleerd. Uiteraard ben ik me er terdege van bewust dat tijd en plaats binnen ons eigen dorp variabel zijn en dat er van onze streektaal nooit ofte nimmer een eenheidsworst kan worden gemaakt. De verschillen die er vanzelfsprekend door deze twee factoren zijn, moeten we niet alleen accepteren, maar eerder koesteren en elkaar daar niet over aan- of afvallen. In het grote geheel van spelling, grammatica en idioom zijn het slechts futiliteiten; de basis is immers voor 99% hetzelfde! Mijn bijdrage aan deze site is dus geenszins bedoeld om te worden gehanteerd als voorschrift, maar eerder als een leidraad in een bepaalde fase van een uitstervende streektaal. Ik heb de diverse onderdelen geschreven zoals ik dat zélf zou zeggen en zodoende zou je kunnen stellen dat ik heb geprobeerd om jonge Henkie te bevriezen in de tijd… 

Uit bovenstaande wordt duidelijk dat ik geen eerdere bronnen heb gebruikt en dat dus van plagiaat geen sprake kan zijn, anders dan door puur toeval. Ik ben gewoon bij nul begonnen en heb van daaruit alles zelf geformuleerd uit eigen koker. Ik zal derhalve het wiel wel diverse keren opnieuw hebben uitgevonden, maar dan zij het maar zo! Het gezegde is namelijk: wanneer je altijd iemand volgt, kom je nooit op plaatsen waar nog niemand is geweest! Er zullen ongetwijfeld hiaten in de diverse onderdelen zitten en ik sta volledig open voor zinvolle aanvullingen en onderbouwde kritiek. Anderzijds pas ik heel graag voor loze argumenten, betweterij en kretologie, aangezien zij geen reële bijdrage leveren aan de doorontwikkeling van de site. Het geheel is ook voor mij in feite slechts liefdewerk/oud papier en dat wil ik graag zo houden. Ik wens jullie allemaal veel herkenning en leesplezier…

 

 

Bloemencorso 1957

Bloemencorso 1953

Bloemencorso 1956

Brabantia

Bunker 1950

Carnaval 1963

Zuivelfabriek Borkel 1916

Station Valkenswaard

Rollerclub Valkenswaard

Kwalleballen

Kwalleballen

JOLANDA (ONS HAN) 

Geboren in Dommelen onder de rook van “d'n Brouwer”, echter in de leeftijd van drie maanden verhuisd naar de St. Jozefstraat in Valkenswaard. De meest gezellige buurt destijds van ons dorp en een buurt waar uitsluitend dialect werd gesproken. De huizen waren klein, de kinderschare groot. Bij regen zat ik vaak binnen bij een vriendinnetje en daar werd regelmatig Dominique gedraaid van Soeur Sourire. Ik viel als een blok voor de Franse taal. Was ik thuis als het regende dan zorgde plaatsgebrek ervoor dat ik in een hoekje wegkroop met een boek, niemand voor de voeten lopend. Daar is mijn basis gelegd en interesse ontstaan voor alles wat met letters te maken heeft. Van Jip en Janneke tot Wipneus en Pim en ga zo maar door. Op school (Maria meisjesschool) werd mij verboden om dialect te praten, ik moest overstappen op Nederlands. De non die mij dat gebood, bereikte dat ik op dat moment ons dialect opsloeg in mijn hart waar het nooit meer uit verdwenen is, het zit er verankerd. Kortom, ik gooide de kont tegen de krib. De taal waarin ik opgevoed en opgegroeid ben gooi ik voor niets en niemand weg. In deze tijd werden letters en dialect dus al samengevoegd. Ik ben lange tijd qua werk een vrije vogel geweest, als het ergens gezellig was bleef ik, was de gezelligheid weg dan verdween ik ook. Ik heb om die reden veel functies bekleed. Van productiemedewerkster tot secretaresse tot horeca enz., maar toch is het diep in mij altijd blijven kriebelen; wat zou ik graag Frans gaan studeren. In de jaren zeventig scoorden Les Poppys en Dave top veertig nummers en de kriebels kwamen terug. Drie dochters onder de 10 jaar verder en ik trok de stoute schoenen aan; ik schreef me in bij Fontys Tilburg. Geweldige studiejaren gehad, al waren ze zwaar. Nog even op Were-Di drie rondgelopen als vrijwilligster en ik trof daar Henk voor de eerste keer. Hoewel we toen al gezellig hebben zitten kletsen, bleef het daarbij omdat ik maar een korte periode op Were-Di was. Niet wetend dat we beiden een liefde hadden voor letters en ons dialect. Dat kwam pas nadat ik in 2020 reageerde op een opmerking op facebook. Henk reageerde ook, we zijn in gesprek gegaan en dat is uiteindelijk uitgemond is in “ut Lehsplaenkske”en de website...