C Zelfstandig naamwoord

C1 Regelmatige meervouden.

Net als in het Nederlands, maken ook wij in principe van het enkelvoud een meervoud door een -s of -en achter het zelfstandig naamwoord te zetten. In het laatste geval, echter, hebben wij voor de spelling op onze site afgesproken die -n in ons dialect niet te schrijven, om zodoende aan te geven dat het streektaal betreft.

In onze streektaal hebben wij mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.

Het grammaticale geslacht van het enkelvoud is niet bepalend voor de toevoeging van -s of -en om het meervoud te maken: 

Mannelijk: d’n ezel – de ezels d’n bril – de brille
Vrouwelijk: de tôffel [tafel] – de tôffels de bloem – de bloeme
Onzijdig: ut vaehreke [varken] – de vaehrekes ut boek – de boeke

Net als in het Nederlands krijgen alle verkleinwoorden uitsluitend een -s in de meervoudsvorm: blikskes, pilskes, petjes.

 

C2 Onregelmatige meervouden.

De Nederlandse meervoudsuitgang -eren, zoals in eieren, kinderen en bladeren, kennen wij in het dialect niet. Wij houden ons aan de uitgang zoals die ook in het Duits wordt gebezigd: aeier, keiner en blaar. Opvallend hierbij is de vorm 'dinger' als meervoud van 'ding'.

Tussen haakjes [ ] zijn de verkleinwoorden toegevoegd.

Onregelmatig:

aei aeier [aeike] ei
blad blaar/bloar [blerke] blad
ding dinger [dingske] ding
kaei kaeier [kaeike] kei/steen
keind keiner/keinder [kiendje] kind
kleer [klirke] kleren
knie kniejes [knieke] knie

C3 Onveranderlijke meervouden.

Het Vallekeswirds kent meervouden die hetzelfde zijn als het enkelvoud (inne voeht – twih voeht).  Vergelijkbaar dus met het Engelse woordje 'sheep' dat ook in het enkelvoud en het meervoud hetzelfde is. Ook hier is de vorm van het bijbehorende verkleinwoord vermeld. 

(De schuingedrukte lettergreep geeft de hoofdklemtoon aan, indien nodig.)

aehrem aehrem [aermke] arm
aehrepel aehrepel [aerrepelke] aardappel
hoar hoar [hörke] haar
hoas hoas [hôske] haas
huys huys [huyske] huis
jong jong [jungske] kind
juyn juyn [jöntje] ui
koart koart [kôrtje] kaart
kunnehn kunnehn [kunnentje] konijn
lehrs lehrs [lehrske] laars
moai moai [moaike] made
mônd mônd [môndje] maand
muys muys [muyske] muis
schoap schoap [schöpke] schaap
tihn tihn [tintje] teen
voeht voeht [voetje] voet
zùrrig zùrrig [zùrrigske] zorg

C4 Meervouden met klinkerwisseling

Verder heeft ons dialect ook woorden die in het meervoud een klinkerwisseling krijgen, zoals in het Nederlands stad - steden / schip - schepen.

band bahnd [baendje] band
blok blök [blökske] klomp
bohm béum [bumke] boom
bôs boas [bôske] baas
brohd bréui [bréuike] brood
dag doag [daegske] dag
deur durre [durke] deur
droad druyi [druyike] draad
glas gloas [glaehske] glas
hak hakkes haekske hak
hand hahnd [haendje] hand
hoar hoar hörke haar
hoehd huui [huuike] oud hoed
hond héund [huendje] hond
kámmeroad kámmeruyi [kámmerodje] vriend
klihd klihj [kleedje] jurk
noad nuyi [nuyike] naad
ohr órre [urke] oor
pad pey [peyke] pad (weggetje)
paerd paehrd [paerdje] paard
poht péui [pótje] poot
potlohd potléui [potléuike] potlood
schoen schoehn [schoentje] schoen
sloht sléui [sléuike] sloot
slot sléui [slötje] slot
sok zök [sökske] sok
stoel stuel (oude vorm) [stueleke] stoel
tand tahnd [taendje] tand
tehd tey tedje tijd
vurroad vurruyi [vurrôdje] voorraad