II Grammatica

Oei oei, grammatica: een term die veel mensen de stuipen op het lijf jaagt en hen alleen al bij het zien van dit akelige woord meteen doet afhaken! Want grammatica houdt in dat het saai is en moeilijke taalkundige woorden en uitzonderingen leren en… 

En dat zal in veel gevallen best wel waar zijn bij het leren van een nog onbekende taal, maar in dit geval zullen de onderliggende taalregeltjes (= grammatica) van ons Vallekeswirds voor mensen die ons dialect beheersen meteen al een feest der herkenning zijn! Die hebben namelijk hun moedertaal niet geleerd op school of uit een of ander boekje, maar gewoon thuis, op straat of bij familie en vrienden, want ons dialect is nou eenmaal een sprééktaal… 

Onderstaande grammaticale aspecten zijn gewoon gedestilleerd uit eigen kennis van het dialect uit ons dorp. Net als Duitsers, die niet hoeven na te denken over welke naamval bij welk voorzetsel hoort, passen ook wij de taalregels zonder nadenken toe door ons geoefende dialectgevoel om goed Vallekeswirds te spreken. 

Een goede vraag in dezen zou dus kunnen zijn: “waarom schrijven jullie op deze site die regels dan wél op?” Het antwoord is simpel: ten eerste is het een soort bewustmaking, want veel dialectsprekers staan niet stil bij de onderliggende regels; zij wéten het gewoon! Een uitspraak als: “ziede jullie dieje schónnen meidje doar?”, leidt ongetwijfeld tot gefronste wenkbrauwen of een spontane lach. Tóch zijn het allemaal woorden die in ons dialect voorkomen, maar zoals zij in deze zin zijn gebruikt, druisen ze in tegen de ongeschreven wetten van goed Vallekeswirds. En ten tweede biedt een geschreven grammatica ons de mogelijkheid om uit te leggen wáárom wij de dingen zeggen zoals we ze zeggen. Geen gokwerk meer, dus… 

 

A.    Een van de meest opvallende verschillen tussen het Brabants en het Nederlands is dat wij in onze provincie wél onderscheid maken tussen mannelijke en vrouwelijke woorden. Enige uitleg omtrent dat onderscheid is hier dus wel op zijn plaats, want hoe weet je nou of een woord mannelijk of vrouwelijk is? Laten we beginnen met het wegfilteren van de onzijdige, en dus geslachtsloze, woorden. Die zijn heel gemakkelijk te herkennen aan het woordje ‘ut’: bijvoorbeeld ut boek, ut blad en ut vest. Dit geldt ook voor alle verkleinwoorden in het enkelvoud: ut blikske (blikje), ut maeske (meisje) en ut maenneke (jongetje). Allemaal krijgen zij het woordje ‘un’ als onbepaald lidwoord: un boek, un blad, un vest/ un blikske, un maeske en un maenneke. 

Anders is het met woorden die ’de’ als lidwoord hebben, want die kunnen zowel vrouwelijk als mannelijk zijn, bijvoorbeeld ‘de bloem’ en ‘de stoel’. Als dialectspreker kun je ‘de’ vervangen door ‘un’ of ‘unne’ om het geslacht van het woord te bepalen. In het Vallekeswirds is het 'un bloem', maar 'unne stoel' en de conclusie die je daaruit kunt trekken is dan dat bloem een vrouwelijk woord is [un] en stoel een mannelijk [unne]. Als je op deze manier het geslacht bepaalt van de volgende woorden: de pop – de fiets – de vaas – de vloer – de vrouw – de vent, zul je merken dat het afwisselend vrouwelijke en mannelijke woorden zijn… 

In de laatste categorie hebben we te maken met twee uitzonderingen, namelijk enerzijds mannelijke woorden die beginnen met -h, -t, -b of -d en anderzijds degene die beginnen met een klinker. Wat zij gemeen hebben is dat het bepaald lidwoord ‘de’ in deze gevallen wordt vervangen door -d’n-: dus d’n heer, d’n taart, d’n bril, d’n doek en d’n auto.  

Als onbepaald lidwoord krijgen deze woorden ‘unnen’: unnen heer, unnen taart, unnen bril en unnen doek. Bij mannelijke woorden die beginnen met een klinker krijgen we -unne’n-, waarbij onze spelling met de apostrof aangeeft dat de spreekpauze ligt vóór de -n-. Zodoende lijkt het alsof die bij het volgende woord hoort: unne’n auto, wat dan klinkt of je unne nauto zegt. [De verkorting van ‘unne’ is ‘ne’ en die van ‘unnen (unne’n) is ‘nun(nu’n): ne stoel, nun doek en nu’n auto.] 

Op dit fenomeen is een taalgrapje in het Brabants gebaseerd. Noem drie dieren die beginnen met een -n, en het antwoord is dan: unne' nos, unne' nezel en unne' neekhórn.