Telwoorden

A1 Hoofdtelwoorden

Een t/m tien Elf t/m twintig Eenentwinting t/m dertig Tientallen
Ihn Elluf Innuntwintig Firtig
Twih Twaluf Tweejuntwintig Fijftig
Drie Dertien Driejuntwintig Sestig
Vier Virtien Vieruntwintig * Seuvetig
Vehf Vijftien Vehvuntwintig ** Tahgetig ***
Zes Zestien Zezuntwintig ** Negetig
Zeuve Zeuvetien Zeuvenuntwintig Honderd
Ahcht Achttien Ahchtuntwintig Duzend
Nege Negetien Negenuntwintig
Tien Twintig Dertig

*  uitspraak van de -ie is zoals in ‘zie’, niet 'vier'. 

** de -f en de -s van 'vehf' en 'zes' veranderen in respectievelijk -v en -z. 

*** de uitspraak van de -ch in acht(tien) verandert hier in een -g. 

Een opmerking die in menig café in Valkenswaard regelmatig wordt gehoord, is “we vatte’n ut nog ihn/ we vatte’n ur nog inne”) [We nemen er nog eentje.]

Met 'in inne keer' bedoelen wij in ons dialect 'opeens, plotseling'. - Lig ik lekker wá te doezele op de bank, begint die van ons in inne keer te kwehke!  [Lig ik lekker op de bank wat te doezelen, begint mijn vrouw plotseling hard te roepen!]   

Verder kennen wij de uitspraak ‘honderd op nun hohp’, wat staat voor ‘enzovoort’, na een aantal (meestal erg doorzichtige) uitvluchten om ergens onderuit te komen.  - Harrie zee daettie nie op ons fist kon kômme, want ut rehgende te hard en de brug ston open en d’n auto woo nie starte en honderd op nun hohp!  [Harrie zei dat hij niet op ons feest kon komen, want het regende te hard en de brug stond open en de auto wou niet starten enzovoort…] De spreker legt de genoemde redenen eigenlijk uit als smoesjes. Sinds 2022 heet ook ons dialectclubje 'HONDERD OP NUN HOHP'.   

In ons dialect wordt nooit het achtervoegsel ‘-maal’ toegevoegd aan een telwoord, dus ihn moal en twih moal bestaan niet. Enige uitzondering is wanneer ‘eenmaal’ de betekenis ‘gewoon’ heeft:  -‘dae is nou immel zoh!’ Het woordje ‘keer’ kennen wij wél: inne keer, twi kirre, drie kirre, et cetera waarbij 'ihn' en 'twih' als enige telwoorden hun oorspronkelijke lange klinker verruilen voor een korte. In plaats van 'kirre' wordt ook vaak 'kirres' gebruikt.  

Voorts kennen wij de uitdrukkingen ‘ehte mee de tien gebói’ = eten met je handen, 'hij zitter gin ihn' = hij zegt helemaal niets (niet één woord) en ‘die is van penning 16’ = iemand die zeer behoudend is met het uitgeven van geld, gierig. Een lichtelijk ouderwetse uitspraak als iemand niest is "god zehgene oe mee de honderdduzend" [Moge god je zegenen met de honderdduizend].

Voor 'het een en ander' gebruiken wij de uitdrukking 'tihn en tahnder' en de Vallekeswirdse versie van 'de een na de ander' klinkt erg leuk: 'd'n innen noa d'n andere'!

A2 Rangtelwoorden

Een t/m tien Elf t/m twingtig Eenentwintig t/m dertig tientallen
Urste Ellufde Innuntwintigste Firtigste
Twidde Twalufde Tweejuntwintigste Fijftigste
Derde Dertiende Driejuntwintigste Sestigste
Vierde * Virtiende Vieruntwintigste * Seuvetigste
Vijfde Vijftiende Vehvuntwintigste Tahgetigste
Zesde Zestiende Zesuntwintigste Negetigste
Zeuvende Zeuventiende Zeuvenentwintigste Honderdste
Achste Achttiende Ahchtuntwintigste Duzendste
Negende Negetiende Negenuntwintigste
Tiende Twintigste Dertigste

* uitspraak van de -ie is zoals in ‘zie’, niet ‘vier’.

Wanneer rangtelwoorden zelfstandig gebruikt worden, bijvoorbeeld bij deelname aan een spel, krijgen zij een toegevoegde -s: - ik ben urstes, Janus is twiddes (twids) en gij bent derdes. Het gezegde: 'dan komde twiddes', betekent dat je te laat bent, achter het net vist. 

Bij onzijdige woorden en verkleinwoorden wordt het rangtelwoord vooraf gegaan door 'ut' wanneer dat zelfstandig wordt gebruikt: - dae paerd is ut zesde dae we kohpe- en -dees pilske is wel ut derde'n al, hè?. 

Bij vrouwelijke woorden wordt het rangtelwoord altijd vooraf gegaan door 'de': - die bloem is nou al de derde die ge afplukt en -ons juffrouw is altijd de urste die op school is. 

Bij mannelijke woorden is het in principe ook 'de', behalve als het telwoord begint met -h, -t, -b, -d of een klinker, want dan zeggen we -d’n-: - Driekske was d’n derde die meedee, -onze mister was d’n urste die wegging en -dieje jonge was d’n tiende die over de finish kwam.  

Ook bij de opsomming van het aantal carnavalsprinsen met dezelfde voornaam worden rangtelwoorden gebruikt: Henk d’n Urste, Henk d’n Twidde, Henk d’n Derde en Henk de Vierde. De eerste drie krijgen -d’n- vanwege respectievelijk de klinker, de -t en de -d van het rangtelwoord. 

Mooie zegswijze in dit verband is: - dae is unnen duzendsten traef, voor als iets wel héél erg toevallig is. Ook opvallend is het gezegde - daes ut urste dae ik weet, wat betekent dat de spreker verbaasd is over het hem onbekende nieuws dat zojuist werd verteld.