III Tijden
A. Tegenwoordige tijd.
De regel is dat de tweede en derde persoon enkelvoud (gij en hij) in de tegenwoordige tijd de ik-vorm (=stam) + -t krijgen. Verder hebben de tweede persoon enkelvoud (gij) en de tweede persoon meervoud (gullie) dezelfde vorm. Dit is dus vergelijkbaar met het Engels, waarin ‘you’ ook jij en jullie kan betekenen. Een derde betekenis van ‘you’ is de beleefdheidsvorm 'u', die de Engelsen niet als aparte vorm kennen en ons dialect ook niet.
[Voor 'wij' en 'zij' wordt ook vaak respectievelijk 'wellie' en 'zullie' gebruikt.]
ik | gij | hij/zij/ut | wij | gullie | zij | |
---|---|---|---|---|---|---|
belle | bel | belt | belt | belle | belt | belle |
drinke | drink | drinkt | drinkt | drinke | drinkt | drinke |
rolle | rol | rolt | rolt | rolle | rolt | rolle |
snije | snij | snijt | snijt | snije | snijt | snije |
Bij werkwoorden met een lange klinker worden de vormen bij gij, hij en gullie soms verkort.
ik | gij | hij/zij/ut | wij | gullie | zij | |
---|---|---|---|---|---|---|
aehte | aeht | et | et | aehte | et | aehte |
lohpe | lohp | lópt | lópt | lohpe | lópt | lohpe |
moake | moak | môkt | môkt | moake | môkt | moake |
proate | proat | prôt | prôt | proate | prôt | proate |
zuype | zuyp | zöpt | zöpt | zuype | zöpt | zuype |
Er zijn in ons Vallekeswirds dialect ook een aantal werkwoorden die zich qua verbuiging aan geen enkele regel lijken te houden.
ik | gij | hij/zij/ut | wij | gullie | zij | |
---|---|---|---|---|---|---|
blehve | blehf | blet | bli | blehve | blet | blehve |
gôn | gôi | gôt | gi | gôn | gôt | gôn |
hebbe | heb | het | hi | hebbe | het | hebbe |
krehge | krehg | kret | kri | krehge | kret | krehge |
ligge | lig | ligt | li | ligge | ligt | ligge |
slôn | slôi | slôt | slù | slôn | slôt | slôn |
stôn | stôi | stôt | sti | stôn | stôt | stôn |
zegge | zeg | zegt | zi | zegge | zegt | zegge |
zen | ben | bent | is | zen | bent | zen |
zien | zie | ziet | zie* | zien | ziet | zien |
( * Bij ‘zien’ ontbreekt de gebruikelijke -t- bij de vorm van hij/zij/ut.)
Bij een aantal onregelmatige werkwoorden is de uitgang -i voor de vorm van 'hij' opvallend. Op alfabetische volgorde gezet, komen we tegen: bli, gi, hi, kri, li, sti en zi / (blijft / gaat / heeft / krijgt / ligt / staat / zegt). In ons Vallekeswirds rijmen ze alle zeven, in tegenstelling tot het Nederlands.
Waarschijnlijk om de uitspraak te vernederlandsen, is er de laatste jaren een tendens gaande om de uitgang van de derde persoonsvorm (hij bli, gi, sti) te vervangen door de vorm die hoort bij ‘gij’, bijvoorbeeld hij blet, hij gôt en hij stôt. Ook ‘ik vehn’ wordt om diezelfde knieval naar het Nederlands steeds vaker vervangen door ‘ik vin’.
A1. Gebiedende wijs.
De gebiedende wijs, dus als je iemand vertelt wat te doen, is in het Vallekeswirds nog steeds zoals die vroeger ook in het Nederlands was, namelijk met een -t achter de stam (de ik-vorm), bijvoorbeeld hoort, zegt het voort/ bezint eer gij begint/ komt allen tezamen/ gaat heen en vermenigvuldigt u en komt dat zien, boeren, burgers, buitenlui. Deze oude Nederlandse vorm werd echter uitsluitend gebruikt voor het meervoud, maar in het Vallekeswirds wordt hij zowel voor het meervoud gebruikt (gôt is án de kante gullie!) als voor het enkelvoud (gôt is án de kante, maenneke!).
De gebiedende wijs wordt bij ons vaak vergezeld door ‘is’ en ‘maer’:
- Schaeiter toch verdomme is mee öt! [Hou er toch verdorie eens mee op!]
- Geft diejen hámmer is án! [Geef die hamer eens aan!]
- Flikkert is un end op! [Ga alsjeblief eens even uit de weg staan!]
- Belt maer efkes! [Bel maar even!]
- Kekt maer wagge doet! [Zie maar wat je doet!]
- Naeiter toch öt, zihverzak! [Ik geloof er niks van, kletsmajoor!]
- Valt toch kuppot as ge wilt! [Je kunt de boom in!]
- Löstert is efkes! [Luister eens even!]
Hierbij wordt ook vaak het typisch Brabantse hulpwerkwoord ‘doen’ gebruikt, vooral bij het aanspreken van kinderen:
- Doe maer zwaeie nor de mense! [Zwaai maar naar de mensen!]
- Doe is vertelle, dan! [Vertel het maar eens!]
- Ons moeder due altijd vurlehze. [Mijn moeder leest altijd voor.]
- Ons moeder dee altijd vurlehze. [Mijn moeder las altijd voor.]
In het verlengde van de gebiedende wijs liggen ook constructies als:
- Hurt, dur flöt un veugelke! [Luister, er fluit een vogeltje!]
- Dááág, zegt tege de juffrouw! [Zeg maar ‘dag’ tegen de juffrouw!], en
- Wôcht is, daek oe vat! [Wacht eens, dat ik je pak!]. Deze uitspraak wordt vooral gebezigd wanneer de spreker een kind of een hond in een speelse bui “achtervolgt”.
B. Verleden tijd.
Net als in het Nederlands wordt de verleden tijd van regelmatige werkwoorden ook in het Vallekeswirds in principe gemaakt met de uitgang -de:
ik | gij | hij/zij/ut | wij | gullie | zij | |
---|---|---|---|---|---|---|
ramme | ramde | ramde | ramde | ramde | ramde | ramde |
sleure | sleurde | sleurde | sleurde | sleurde | sleurde | sleurde |
telle | telde | telde | telde | telde | telde | telde |
Ook ons dialect krijgt na medeklinkers uit -’t kofschip- de uitgang -te:
ik | gij | hij/zij/ut | wij | gullie | zij | |
---|---|---|---|---|---|---|
bonke | bonkte | bonkte | bonkte | bonkte | bonkte | bonke |
perse | perste | perste | perste | perste | perste | perste |
tikke | tikte | tikte | tikte | tikte | tikte | tikte |
Omdat we voor deze site hebben afgesproken de uitgangs -n van werkwoorden niet te schrijven om aan te geven dat hier streektaal wordt bedoeld, worden de vormen voor alle personen hetzelfde geschreven.
Voor de verleden tijd van onregelmatige werkwoorden gebruiken wij de vorm in het tweede rijtje van onderstaande lijst.
In deze lijst staan maximaal drie vormen:
1. respectievelijk die voor ik en hij
2. voor gij en gullie
3. voor wij en zij
Staat er slechts één vorm, dan is die hetzelfde voor alle personen en bij twee vormen is de eerste voor alle personen, behalve voor 'wij' en 'zij'.
B1. Lijst "onregelmatige" werkwoorden.
Het zal ongetwijfeld opvallen dat in de titel 'onregelmatige' tussen aanhalingstekens staat. We noemen werkwoorden zo wanneer zij niet eindigen op -de of -te in zowel de verleden tijd als het voltooid deelwoord in deze lijst. Echter sommige werkwoorden zijn in het Vallekeswirds regelmatig en in het Nederlands onregelmatig, of omgekeerd, maar zij staan ondanks dat tóch in deze lijst bij elkaar.
Werkwoorden die in ons plaatselijk dialect niet bestaan, worden alleen in het eerste rijtje van de vier weergegeven (bezoeken). De verleden tijd in ons dialect kent een ik-vorm (stam) met een toegevoegde -t voor de persoonsvormen met gij en gullie en dit wordt hieronder weergegeven als --t. De enige werkwoorden waarbij de vorm van gij/gullie afwijkt van de stam, is bij 'hebbe' en 'zen': ik hai / gij/gullie had en ik was / gij/gullie waart !
hele ww verleden tijd voltooid dwd1
1. bakken bakke bakte gebakke
2. bederven bedaehreve bedaehruf/--t/bedaehreve bedörreve
3.bedriegen bedriehge
- beginnen beginne begon/ --t /begónne begonne
- begrijpen begrehpe begreep/ --t /begrepe begrepe
- bewegen bewege bewoog/ --t /bewoge bewoge
- bezoeken (bestaat niet in ons dialect.)
- bidden bidde bidde gebid
- bieden biehje bói/ --t /bóie gebóie
- bijten behte beet/bete gebete
- binden behne bon/ --t /bonne gebonde
- bevallen bevalle beviel/ --t / beviele bevalle
- blazen bloaze blies/ --t /blieze gebloaze
- blijken (bestaat niet in ons dialect.)
- blijven blehve bleef/ --t /bleve gebleve
- braden broaie broaide gebroaie
- breien braeie bree/ --t / breje gebreje
- breken brehke brak/ --t /brake gebroke
- brengen brenge brôcht/brôchte gebrôcht
- buigen buyge boog/ --t /boge geboge
- denken denke dôcht/dôchte gedôcht
- doen doen dee/ --t /deje gedôn
- dragen droage droeg/ --t /droege gedroage
- drijven drehve dreef/ --t /dreve gedreve
- drinken drinke dronk/ --t /dronke gedronke
- duiken duyke dook/ --t /doke gedoke
- dwingen dwinge dwong/ --t /dwonge gedwonge
- ervaren (bestaat niet in ons dialect.)
- erven aehreve aehrufde geörreve
- eten ehte at/ate geëte/gegete
- fluiten fluyte floht/flohte geflote
- gaan gôn ging/ --t /ginge (oud: gong) gegôn
- genezen genehze genas/ --t /genaze geneze
- genieten geniete genoht/genohte genote
- geven gehve gaf/ --t /gave gegeve
- gieten giehte goht/gohte gegote
- glijden glije glee/ --t /gleje gegleje
- glimmen glimme glom/ --t /glomme geglomme
- graven groave groef/ --t /groeve gegroave
- hangen hange hing/ --t /hinge (oud: hong) gehange
- hebben hebbe hai (ik)/had (gij, hij, gullie)/hadde gehad
- helpen haehlepe hielup/ --t /hielupe gehollepe
- heten hehte hiette gehete
- houden haoewe hiel/ --t /hiele gehaoewe
- jagen joage joeg gejoage
- kiezen kiehze koos/ --t /koze gekoze
- kijken kehke keek/ --t /keke gekeke
- klimmen klimme klom/ --t /klomme geklomme
- klinken klinke klonk/ --t /klonke geklonke
- knijpen nehpe nihp/ --t /nihpe genepe
- komen kômme kwam/ --t/ kwame gekômme
- kopen kohpe kocht/kochte gekocht
- krijgen krehge kreeg/ --t /krege gekrege
- krimpen krimpe kromp/ --t /krompe gekrompe
- kruipen kruype kroop/ --t /krope gekrope
- kunnen kenne kon/ --t /konne gekenne
- lachen lache lachte gelache
- laden loaie loaide geloaie
- laten laote liet/liete geloate
- lezen lehze las/ --t /laze geleze
- liegen liehge loog/ --t /loge geloge
- liggen ligge lag/ --t /lage gelege
- lijden laeie lee/ --t /leje geleje
- lopen lohpe liep/ --t /liepe gelohpe
- meten mehte gemete
- moeten moete moes/ --t /moeze gemoete
- mopperen grehze grees/ --t / greze gegreze
- mogen magge móch/ --t /mógge gemagge
- nemen nemme nam/ --t /name genómme
- ontbijten (bestaat niet in ons dialect.)
- ontwerpen ontwaehrepe ontwierup/ontwierepe ontwörrepe
- overlijden (bestaat niet in ons dialect.)
- raden roaie roaide geroaie
- rijden rije ree/ --t /reje gereje
- roepen roepe riep/ --t /riepe geroepe
- ruiken ruyke rook/ --t /roke geroke
- scheiden schaeie schee/ --t /scheje geschaeie
- schelden schaelle[öt-] schól/ --t /schólle gescheld
- schelen schille schól geschild
- schenken schenke schonk/ --t /schonke geschonke
- scheren schehre schoor/ --t /schórre geschórre
- schieten schiehte schoot/schote geschote
- schijnen schehne scheen/ --t /schene geschene
- schrijven schrehve schreef/ --t /schreve geschreve
- schuiven schuyve schoof/ --t /schove geschove
- slaan slôn sloeg/ --t /sloege geslôn
- slapen sloape sliep/ --t /sliepe gesloape
- slijpen slehpe sleep/ --t /slepe geslepe
- sluipen sluype sloop/ --t /slope geslope
- sluiten sluyte sloot/slote geslote
- smelten smelte smolt/smolte gesmolte
- snijden snije snee/ --t /sneje gesneje
- snuiten snutte snutte gesnut
- snuiven snuyve snoof/ --t /snove gesnove
- spannen spanne spien gespanne
- spijten spehte spiht gespete
- spreken sprehke sprak/ --t /sproake(?) gesproke
- springen springe sprong/ --t /spronge gespronge
- spuiten spuyte spoot/spote gespote
- staan stôn stón/ --t /stónne gestôn
- stoten stohte stótte (oud: ‘stiet’) gestohte
- steken stehke stak/ --t /stake (oud: 'stook') gestoke
- sterven staehreve stierf/ --t /stierve gestörreve
- stijgen stijge steeg/ --t /stege gestege
- stinken stinke stonk/ --t /stonke gestonke
- strijden streye stree/ --t /streje gestreje
- strijken strehke streek/ --t /streke gestreke
- treden treje trói/ --t /tróie getróie
- trekken trekke trok/ --t /trokke getrokke
- vallen valle viel/ --t /viele gevalle
- vangen vange ving/ --t /vinge (oud: 'vong') gevange
- varen vare voer/ --t /voere gevare
- vechten vaehchte vocht/vochte gevochte
- verbieden verbiehje verbói/ --t /verbóie verbóie
- verbouwen verbaoewe verbaoewde verbaoewe
- vergelijken vergelijke vergeleek/ --t /vergeleke vergeleke
- vergeten vergehte vergat/vergate vergehte
- verliezen verliehze verloor/ --t /verlórre verlórre
- schrikken verschiehte verschoot/verschote verschote
- vegen vehge veeg/ --t / vege gevege
- vermijden meye mee/ --t/ meje gemeje
- verraden verroaie verroaide verroaie
- vertrekken vertrekke vertrok/ --t /vertrokke vertrokke
- verzinnen verzinne verzon/ --t /verzonne verzonne
- vinden vehne vón/ --t /vónne gevonde
- vliegen vliehge vloog/ --t /vloge gevloge
- vouwen vaoewe vaoewde gevaoewe
- vragen vroage vroeg/ --t /vroege gevroage
- vreten frehte frat/frate gefrete
- vriezen vriehze vroor gevrórre
- vrijen vrije vree/ --t / vreje gevreje
- wassen wahse wahste gewahse
- wegen wehge woog/ --t /woge gewoge
- werpen (bestaat niet in ons dialect.)
- weten wete wis/ --t /wisse gewete
- wijzen wehze wees/ --t /weze geweze
- willen wille wow/ --t /wowe gewild
- winnen winne won/ --t /wonne gewonne
- worden worre wier/ --t /wiere ** geworre
- wrijven vrehve vreef/ --t /vreve gevreve
- zagen zoage zoagde gezoage
- zeggen zegge zee/ --t /zeje gezeed
- zien zien zag/ --t /zage gezien
- zijn zen was/waart/ware geweest
- zingen zinge zong/ --t /zonge gezonge
- zinken zinke zonk/ --t/zonke gezonke
- zitten zitte zat/zate gezete
- zoeken zuuhke zocht/zochte gezocht
- zuigen zuyge zoog/ --t /zoge gezoge
- zullen zalle zow/zoot(zót)/zowe
- zwemmen zwemme zwom/ --t /zwomme gezwomme
- zwijgen zwehge zweeg/ --t /zwege gezwege
- zwellen zwelle zwol/ --t /zwolle gezwolle
** Uitspraak van de -ie zoals in ‘zie’, niet ‘wier’.
Voor een aantal werkwoorden geldt dat een bepaalde tijd niet bestaat of slechts bij hoge uitzondering voorkomt. (mehte, vare, zalle).
Let op het verschil tussen de Vallekeswirdse werkwoorden 'vare' [varen met een boot] en 'voare' [de teleurstelling of verdriet dat je ervaart wanneer iets goeds dat je gewend was plotseling wegvalt].
In ons dialect hebben wij twee werkwoorden die in het Nederlands onregelmatig zijn, maar bij ons niet: bidden en snuiten. Het omgekeerde geldt voor de werkwoorden: breien, erven, vrijen en zagen.
Even voor de volledigheid de vermelding dat de regelmatige werkwoorden 'likken' en 'lekken' in onze streektaal identiek zijn, namelijk 'laekke'.
Wij kennen de voltooide deelwoorden 'gevroage' in plaats van 'gevraagd', 'gezoage' in plaats van 'gezaagd' en 'geslôn' in plaats van 'geslagen'. Sommige Brabanders vergissen zich als ze 'netjes' Nederlands willen praten door 'gevragen' te zeggen. En ook Johnny Hoes, met zijn zuidelijke inslag, had in zijn tophit "och, was ik maar..." uit 1960 zijn dialect niet verloochend toen hij schreef "...dan had mijn hart nu niet zo snel geslaan..."
Tenslotte nog een lijstje van werkwoorden die het Nederlands wel voorkomen, maar in het Valkenswaards niet:
- - bezoeken (opzuuhke)
- - blijken (?)
- - ervaren (ondervehne/dur ahchter kômme)
- - graven (spoaie)
- - haten (nun hekel hebbe'n án)
- - huilen (schruoewe/janke/toehte)
- - knoeien (smorse/brasse)
- - lunchen (án de middig zitte)
- - ontbijten (’s maehreges ehte)
- - overlijden (dohd gôn/staehreve)
- - rillen (bibbere/raeiere)
- - schrikken (verschiehte)
- - schreeuwen (roepe/kwehke)
- - spijten (speht hebbe)
- - spitten (umspoaie)
- - stelen (weghoale/schoepe/jatte)
- - verdwijnen (weggôn/weg zen)
- - verklaren (ötlegge)
- - verwijten (de schuld gehve)
- - veinzen (doen azzof)
- - werpen (góie/smehte/flikkere/knalle)
- - zenden (opsture/sture)
- - zoenen (kusjes gehve/kusse)
C. Voltooide tijd.
In ons dialect gebruiken wij dezelfde hulpwerkwoorden om een voltooide tijd te maken als in het Nederlands. Voor wat betreft de voltooide deelwoorden van regelmatige werkwoorden, geldt in het Vallekeswirds dezelfde regel als in het Nederlands: de laatste letter is in principe een -d:
- Gij bent zeker hullemôl dur de ratte besnuffeld! [Je bent zeker niet goed snik!]
- De jong hebbe d’n hullen dag buyte gespuld. [De kinderen hebben de hele dag buiten gespeeld.]
Ook wij schrijven een -t als de voorafgaande medeklinker in -’t kofschip- voorkomt:
- Ge bent toch zeker nie getikt, hè? [Je bent toch zeker niet getikt, hè?]
- Ze hebbe’n um wir is vur zunne’n appel gebutst! [Ze hebben hem weer eens op zijn gezicht geslagen!]
In de derde persoon enkelvoud (hij/zij/ut) wordt -hi- (heeft) voorzien van de toevoeging -gg- als het volgende woord in de uitspraak met een klinker begint:
- Ben higgut nie gedôn, zittie zaehluf. [Ben heeft het niet gedaan, zegt hij zelf.]
- Hij higgut ammel gezien. [Hij heeft alles gezien.]
- Dae hittie nie gezien. [Dat heeft hij niet gezien.]
- Dae hisse nie gezien. [Dat heeft zij niet gezien.]
- Dae hedde nie gezien/dae hedde gij nie gezien. [Dat heb jij niet gezien.]
- Bende wa wijzer geworre? [Ben je wat wijzer geworden?]
Voor de voltooide tijd met onregelmatige werkwoorden, gebruiken wij de vorm uit het derde rijtje van de lijst onder B1.
D Toekomende tijd
Net als in het Nederlands wordt in het Vallekeswirds gewoonlijk de tegenwoordige tijd gebruikt voor een verwijzing naar de toekomst:
- We zien mekaar van de wehk wel wir. [We zien elkaar deze week wel weer.]
- Ik bel öoew de vrijdag trug. [Ik bel jou vrijdag terug.]
- Hij kumt d’n twalufde wir nor school. [Hij komt de 12e weer naar school.]
De tegenwoordig toekomende tijd wordt gemaakt met -zalle-:
- Dae zal ammel zu haendig nônnie zen. [Dat zal allemaal zo gemakkelijk nog niet gaan.]
- Ge zalt zien daettie nie kumt! [Je zult zien dat hij niet komt!]
- We zalle’n ut wel zien… [We zullen het wel zien…]
- Dae zalde toch moete verrekke, hè? [Of de duvel ermee speelt.]
De verleden toekomende tijd wordt gemaakt met een vorm van -zowe-:
- Wij zowe dae ók gaehr is doen. [Wij zouden dat ook graag eens doen.]
- Ik zow zegge van nie. [Ik zou zeggen van niet.]
- Ge zótter de kiepe van te bed doen. [Wat een ellende allemaal.]
Maak jouw eigen website met JouwWeb