E Bijvoeglijk naamwoorden

In ons Vallekeswirds dialect zit de verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden een stuk ingewikkelder in elkaar dan in het Nederlands, doordat wij onderscheid maken tussen vrouwelijke en mannelijke woorden. En in die laatste categorie hebben we weer te maken met de uitzonderingen zoals genoemd in “introductie grammatica - onderdeel A.“ op deze site. 

 

         E1.  Zelfstandig naamwoord is onzijdig.           

  • Un groht paerd                  een groot paard
  • Un schón meidje               een mooi meisje
  • Wanneer ‘un’ wordt vervangen door ‘ut, verandert het Vallekeswirds niet, maar het Nederlands krijgt wél een toegevoegde -e:
  • Ut groht paerd                  het grote paard
  • Ut schón meidje                het mooie meisje

 

         E2.  Zelfstandig naamwoord is vrouwelijk.         

  • Un lahng tôffel                  een lange tafel
  • Un blöoew vaas                 een blauwe vaas
  •            Wanneer ‘un’ wordt vervangen door ‘de’, verandert er niets:
  • De lahng tôffel                  de lange tafel
  • De blöoew vaas                 de blauwe vaas

         E3 Zelfstandig naamwoord is mannelijk.

  • Unne gruene stoel             een groene stoel
  • Unne neye fiets                 een nieuwe fiets
  •            Wanneer ‘unne’ wordt vervangen door ‘de’, verandert er niets:
  • De gruene stoel                 de groene stoel
  • De neye fiets                     de nieuwe fiets

Mannelijke zelfstandige naamwoorden beginnend met -h, -t, -b of -d, krijgen achter het bijvoeglijk naamwoord een -n. Of daar het lidwoord ‘unne’ of ‘de’ voor staat, maakt niet uit: unne rijken heer, de laekkeren taart, unne zwarten bril en de grohten doek. 

Wanneer dit soort woorden begint met een klinker, schrijven we het bijvoeglijk naamwoord met ’n, waarbij de apostrof aangeeft dat de spreekpauze dáár ligt en het dus in de uitspraak eerder klinkt of die -n bij het volgende woord hoort: unne snelle’n auto, de grijze’n ezel en unne lege’n emmer.

Het wordt pas helemaal een Brabants feestje als ook de bijvoeglijke naamwoorden dan nog beginnen met een -h, -t, -b of -d: d’n halven taart, unnen tevrejen Brabander, d’n braven heer en unnen dikken hond.  Als beide woorden beginnen met een klinker, hebben we ook twee keer de constructie met -‘n: unne’n andere’n auto en unne’n oranjese’n emmer.

 

Voor het Nederlandse woordje ‘goed’ hebben wij twee versies, namelijk ‘goehd’ en ‘goei’.

‘Goehd’ wordt gebruikt als bijwoord in zinnen als ‘dae doede gij goehd’ en ‘tis maer goehd dae de zon schijnt’.

Het woordje ‘goei’ en alle verbuigingen daarvan is:

-- óf een bijvoeglijk naamwoord: un goei paerd (o), un goei vrouw (v) en unne goeie mens (m). Let hierbij weer op mannelijke zelfstandige naamwoorden die beginnen met -h, -t, -b, -d of een klinker, bijvoorbeeld: unne goeien dag, unne goeien tehd en unne goeie’n auto.  

-- óf zelfstandig gebruikt: ‘ons buervrouw is un goei’ en ‘onzen buerman is unne goeie’. Een van de belangrijkste uitspraken in liedvorm is in het Brabants dan ook: ‘zunne goeie hebbe wij nog nie gehad!’

Maak jouw eigen website met JouwWeb