IV. Woordenboek                                                

     Introductie. 

Henk: Vroeger was het mij bij het lezen van carnavalskrant de Strieper en opschriften op borden en wagens met carnaval al duidelijk dat het schrijven van de klanken van ons Valkenswaards dialect nog helemaal zo gemakkelijk niet is. Maar dat maakte voor rasechte Vallekeswirdse mensen ook eigenlijk niet zo heel veel uit, want of je nou ‘lèèze’, ‘lëëze , lėėze’ of ‘lêêze’ schreef voor ‘lezen’, iedereen wist toch wel welk woord er werd bedoeld en hoe het diende te worden uitgesproken.

Als geboren en getogen Valkenswaardenaar en met mijn taalkundige achtergrond, hadden het Vallekeswirds en de spellingswijze van onze dialectwoorden bijna vijftig jaar geleden al mijn intense belangstelling, maar ik ondernam geen actie om die interesse om te zetten in iets tastbaars. Tot ik in 2020 op de site Valkenswaard 24 van Stijn van Mierlo las dat bloemencorsofanaat Vico Sweere ten teken van verdienste een paadje met zijn naam had gekregen: het Vicopaaike. En hoewel dit teken van waardering hem uiteraard van harte is gegund, benoemde ik in mijn commentaar hierop het woord ‘paaike’ als je reinste Valkenswaards nepdialect. De enige reactie die hierop kwam, was van Jolanda Cornelissen, die mij schreef dat ze mijn mening volledig deelde en vervolgens vermeldde wat de juiste spelling zou moeten zijn, namelijk -‘pèèj-ke’.

Dit vond ik echter zo’n aparte manier van spellen, dat ik haar vroeg waar zij haar wijsheid in dezen vandaan had. Het bleek dat de door haar gehanteerde spellingsregels waren opgesteld door dialectoloog Cor Swanenberg. Deze regels, echter, waren opgetekend voor de klanken van een zeer uitgestrekt gebied van dialecten in Nederland en België. Maar ik ben geen dialectoloog en heb ook nooit de wens gehad dat te worden: ik wilde mij beperken tot slechts het dialect van Valkenswaard, het dorp waarin ik ben opgegroeid en dus ook met het dialect daarvan. Door een steeds intensiever wordend e-mailcontact met Jolanda werd mij al snel duidelijk dat er onder dialectschrijvers een nijpende behoefte bestond aan een specifiek toegespitst spellingssysteem voor ons lokale dialect. Het zaadje bleek gezaaid…

Dat zaadje ontkiemde toen ik bemerkte dat veel mensen op de site Valkenswaard zoals het was van Theo de Haan hun uiterste best doen om op oude foto’s van ons dorp te reageren in het dialect. Logisch natuurlijk, omdat bij plaatjes uit het verleden óók de taal uit het verleden hoort! Uit hun commentaren bleek al snel dat de wil er wel was, maar dat zij aanliepen tegen het praktische probleem om onze dialectklanken om te zetten in de juiste lettercombinaties. Dit triggerde de taalkundige in mij zodanig, dat ik mezelf voor de uitdaging stelde om een spellingssysteem te ontwikkelen dat is toegespitst op de specifieke dialectklanken van Valkenswaard.

Nou hadden Jolanda en ik al een aantal zogenaamde leesplankjes voorbij zien komen in diverse dialecten, maar elke keer weer bleek het helaas slechts te gaan om een woordplankje. De makers daarvan hadden een aantal dialectwoorden gezocht en deze voorzien van een tekeningetje met de lokale benaming van het object in kwestie...

Maar dat was totaal niet wat wij beoogden. Een écht leesplankje heeft tot doel het volledige spellingssysteem van een taal te weerspiegelen en dát is wat wij voor het Valkenswaards wilden ontwikkelen. Wij zagen er daarbij bewust vanaf om reeds bestaande spellingssystemen te raadplegen; gewoon beginnen met een blanco pagina... en dat hield dus in dat wij voor het maken van een gedegen leesplankje proefondervindelijk aan de slag moesten. Het was onze taak om een inventarisatie te maken van álle klanken van het Vallekeswirds door grondig veldwerk te verrichten in de woordenbrij van ons dialect! Hierbij bleek al snel dat wij minimaal wel één woord hebben van elke klank die in het standaard Nederlands ook voorkomt. Verder werd gaandeweg duidelijk dat het Valkenswaards dialect 15 klanken heeft die het standaard Nederlands:

  1. óf, niet als aparte klanken spelt [heus - beurt / hok - bok],
  2. óf, alleen kent via leenwoorden [scène / blues],
  3. óf, helemaal niet heeft [blöoew (blauw)].  

 

                      Ons Valkenswaards spellingssysteem. 

  1.          Medeklinkers.

Wat betreft de medeklinkers is de spelling van de dialectwoorden geen enkel probleem, want die zijn grotendeels identiek aan het Nederlands. Datzelfde geldt ook voor:

  1. medeklinkercombinaties -ch, -sch en -ng, zoals in lach, schor en sprong, en...
  2. medeklinkers en -combinaties in leenwoorden die een niet-Nederlandse klank weergeven:

             -g   goal                              

             -j    journaal                       

             -j    jazz

            -ch   choke

            -ch   checken

2.        Klinkers.

Uit bovenstaande is duidelijk af te leiden dat de spellingswijze van de klinkers dé crux is van het construeren van een leesplankje. Een logisch uitgangspunt is dan ook dat alle klinkers en klinkercombinaties die in het Vallekeswirds en het standaard Nederlands identiek zijn qua uitspraak, door ons hetzelfde worden geschreven: bed, hit, lus, biels, muur, reus, hout, hoi, boei etc.

Het Vallekeswirds lehsplaenkske bevat zes korte klinkers, één tweeklank (-ey) en veertien lange klinkers. De nummers 16 [-ie], 17 [-oe] en 18 [-uu] zijn bestaande Nederlandse klanken, maar dan extra verlengd en de laatste drie [‘paoew’, ‘blöoew’ en ‘muoew’] zijn onvergelijkelijk met in Nederland bekend veronderstelde vreemde talen.

Opvallend aan ons systeem is dat wij aan een aantal klinkers de letter -h toevoegen om zodoende een verlengde klinker weer te geven:

-a   hand                                  -ah    hahnd       [Eng. father]

-e   bed                                    -eh    kehs          [Fra. scène]

-i     blik                                   -ih     stihn         [Ned. beer]

-o    bok                                   -oh    brohd        [Ned. koren]

-ae  maeske [Eng. ‘cat’]        -aeh    vaehreke    [Eng. bad]

-ie   lief                                   -ieh   vliehg         [Eng. see]

-oe  boek                                 -oeh  voeht          [Eng. blues]

-uu  muur                                -uuh  pruuhve      [Dui. kühl]

Een geval apart is de tweeklank in woorden als bleyke, peyke, reyke  [blaadje, paadje, rijtje], die wij hebben voorzien van de spelling -ey. Helaas hebben wij hiervoor geen equivalent in het Nederlands of andere talen kunnen vinden, maar de klank is als het onderstreepte gedeelte in ‘hè iets’. (Mogelijk lijkt hij nog het meest op de uitspraak van -ei in het Latijnse ‘eleison’, dat wij als standaard op het plankje zullen noteren.)

Omwille van de leesbaarheid, hebben wij bij het opstellen van het systeem gestreefd naar een spelling zonder toevoeging van allerlei accenten of trema’s, de zogenaamde diakritische tekens. Echter, vanwege de grote hoeveelheid dialectklanken bleek dat te hoog gegrepen, hoewel wij het aantal extra tekentjes tot een absoluut minimum hebben weten te beperken. 

De doelstelling van dit spellingssysteem, waarin elke dialectklank apart wordt geschreven, is in principe tweeledig. Ten eerste biedt het Valkenswaardse mensen de mogelijkheid om met behulp van het leesplankje elke klank in ons dialect specifiek te spellen. En ten tweede biedt het mensen van buiten onze regio én toekomstige generaties de mogelijkheid om gedetailleerd te weten hoe dialectwoorden dienen te worden geschreven en uitgesproken.

Net zoals bij het leren van het leesplankje op school, is ook het leren van dit systeem slechts een kwestie van dóén! Het grote verschil is echter dat het op school verplicht leren was en in dit geval op basis van vrijwilligheid. Een van de grootste moeilijkheden zal ongetwijfeld het herkennen van de juiste klinker(s) zijn, maar met het leesplankje bij de hand is de correcte spelling snel gevonden. Het unieke en tevens meest lonende element van ons systeem is dat ons dialect te allen tijde precies zó kan worden geschreven zoals het wordt uitgesproken.                                                                            Bedenk hierbij wel dat er -ook binnen de eigen woonplaats- altijd marginale variaties zijn in hoe bepaalde woorden worden uitgesproken. Zo zullen sommigen eerder neigen naar de uitspraak [‘vádder’] voor ‘vader’, terwijl andere het meer op [‘vôdder’] zullen houden. Dit zijn echter futiliteiten in het grote geheel van het schrijven van onze dialectklanken en beide uitspraken kunnen gewoon naast elkaar bestaan.

Aangezien ons dialect nooit tot standaard is verheven en het hebben van alleen maar een spellingssysteem niet afdoende is om álle facetten van onze streektaal te beschrijven, zullen we een aantal dialectspecifieke zaken moeten vastleggen. Dat mag dus eigenlijk worden beschouwd als een eerste opzet naar standaardisatie.

Maar voordat we van wal steken met de regeltjes die we moeten afspreken om tot een eenduidig systeem te komen, eerst maar een drietal typisch Brabantse elementen betreffende de uitspraak, die mensen van boven de rivieren niet kennen.

  1. Ons dialect bedient zich uitsluitend van de zachte -g; taalkundig bezien de enige juiste -g in goed Nederlands overigens!!
  2. Een rollende -r, gemaakt met het puntje van je tong zoals de Schotten dat doen, komt wereldwijd veruit het meest voor. Dit type is echter niet de standaard in ons dialect. Wij produceren deze klank achter in de keel, de zogenaamde ‘huig -r‘, omdat hierbij de huig trilt. (De taalkundige benaming is de ‘uvulaire tril’.)
  3. Net zoals in het Engels, maken Brabanders de -w met beide lippen, de ‘bilabiale -w'. In het noorden des lands wordt deze medeklinker gemaakt met de onderlip tegen de boventanden, de ‘labiodentale -w', die ons meer in de oren klinkt als een -v.

 

    Onze spellingsregeltjes.

  1. Om zo min mogelijk extra leestekentjes te gebruiken, schrijven wij kleine woordjes die vaak voorkomen bij voorkeur in letters. Denk hierbij aan woordjes als un, unne, unnen, nun, ut en ne: un vrouwke, unnen hond.
  2. Om te benadrukken dat er dialect wordt geschreven, laten we de -n aan het einde van werkwoorden en zelfstandige naamwoorden in het meervoud weg: ‘we kenne  visse vange’.         
  3. Voor wat betreft de spelling van vreemde woorden, wijken we in de spelling alleen dan af van het standaard Nederlands wanneer de dialectversie anders wordt uitgesproken. Zo wordt dus bijvoorbeeld het woord ‘computer’ níét gespeld als ‘kompjoeter’, maar ‘telefoon’ wél als ‘tillefohn’.
  4. Omdat ons dialect nu eenmaal een spreektaal is en blijft, is het soms noodzakelijk om het tempo van het gesprokene te tonen door samentrekking van woorden. Zodoende komen we tot de spelling van ‘wissie’ voor ‘wist hij’, in plaats van ‘wis ie’: 'dae wissie nie'. Deze regel is eigenlijk heel reëel, want taal is in eerste instantie ontwikkeld om te worden gespróken; het schrift werd pas heel veel later uitgevonden. Tot de late Middeleeuwen werden boeken helemaal met de hand  geschreven, voornamelijk door monniken. Aangezien dit een langdurig en precies karwei was, hebben wij daar onze uitdrukking ‘monnikenwerk’ aan te danken. In die tijd was de wereld klein en mensen leefden voornamelijk binnen een straal van enkele tientallen kilometers van hun huis. Het is dus logisch dat destijds veel boeken bol stonden van woorden in het plaatselijke dialect. Toen de boekdrukkunst werd uitgevonden, ontstond daardoor de behoefte om vanwege de algemene leesbaarheid de spelling te standaardiseren.

        Op het moment dat het Nederlands zoals wij dat nu kennen de standaard werd, was er echter            helemaal niemand die dat Nederlands sprak, want in feite is hier sprake van een kunstmatig in            elkaar geknutselde taal. En dus, nadat dit Nederlands op scholen verplicht werd onderwezen,              groeiden hele generaties op met kennis van het ABN. Dat had echter met beschaving niets te              maken, maar eerder met algemene acceptatie. Algemeen Aanvaard Nederlands was dan ook een          veel meer toepasselijke benaming geweest. Dit gekunstelde Nederlands 'beschaafd' noemen,              was een waarlijk bewonderingswaardige PR-stunt van de bedenkers om zoveel mogelijk mensen          over te halen om hún systeem te gaan gebruiken! Je wilt tenslotte toch niet als 'onbeschaafd'              bestempeld worden!

5. Toen bij vrienden van ons een vriendin van hun dochter uit het noorden des lands bleef logeren,          vond die de jongensnaam ‘Nad’ wel heel erg vreemd. En toch had de dochter des huizes het elke        keer weer over ‘Ohme Nad’ (ome Ad)! Zonder dat wij het zelf echt beseffen, verbinden wij in de        uitspraak van ons dialect de -n aan het einde van een woord aan het volgende woord als dat met        een klinker begint. De pauze in het spreken blijkt namelijk niet te vallen ná de -n, maar net                ervóór, waardoor die in de uitspraak veel meer bij het volgende woord lijkt te horen. Wat dat              betreft is het vergelijkbaar met de 'linking -r' in het Engels: de gangbare uitspraak van 'better' is          [bette], totdat het volgende woord met een klinker begint; 'the bette'r off you are'. Om deze              pauze in de uitspraak aan te  geven, schrijven we vóór de letter -n een apostrof: ‘ohme’n Ad’,           ‘unne grohte’n oap’ en ‘ne schónne’n auto’. Op dit fenomeen is nog een dialectgrapje gebaseerd:        noem drie dieren die beginnen met een -n-, en het antwoord was dan: ne’nos, ne’nezel en                  ne’neekhórrun [een os, een ezel en een eekhoorn]. 

6. In onbeklemtoonde lettergrepen houden we -net als in het Nederlands- zo veel mogelijk de                  spelling -e aan voor de klank ‘uh’, officieel [ǝ], de 'sjwa'. Dus ‘Vallekeswirds’ in plaats van                  ‘Vallukuswirds’ en ‘hij vieter twih’(hij nam er twee) in plaats van ‘hij vietur twih’. Alleen in                woorden waarin de klank eventueel verkeerd zou kunnen worden gelezen, schrijven we -u,                 bijvoorbeeld ‘bunaan’, maar het meervoud is ‘bunane’ en dus niet ‘bunanu’.

7. Het past niet echt in deze tijd van vermeende genderneutraliteit, maar ons Brabants dialect                  maakt een bikkelhard en onwankelbaar verschil tussen mannelijke, vrouwelijke en onzijdige              woorden. Onzijdige woorden (waaronder ook alle verkleinwoorden in het enkelvoud vallen)                hebben altijd het bepaald lidwoord 'ut' en vrouwelijke woorden 'de': ‘ut boek’ (onz.) en ‘de                deur’(vr.). Wanneer het een onbepaald lidwoord betreft, vervalt dit onderscheid: ‘un boek’ en           ‘un deur’. Net als bij vrouwelijke woorden is bij mannelijke woorden het bepaald lidwoord altijd         'de', behalve als zij beginnen met een klinker of -h, -t, -b en -d. In dat geval verandert het                    lidwoord in 'd’n': - d’n auto, - d’n heer, - d’n tillevizie, - d’n bak en - d’n dikke. (In het                       Valkenswaards heten Laurel en Hardy dan ook: d’n dikke’n en d’n dunne’.) Voor de woorden uit         deze categorie is het onbepaald lidwoord 'unne' (of de verkorte versie 'ne') van toepassing : -             unne vent, - ne Strieper. Dit lidwoord krijgt een extra -n bij dezelfde uitzonderingen als                     hierboven: - unne’n auto, - unnen heer, - unnen tillevizie, - unnen bak en - unnen dikke. Hierbij         is de verkorte versie altijd 'nun': ‘nun emmer’.

Ook bij het benoemen van de inwoners van een stad of dorp laat het lidwoord weten of het een man of een vrouw betreft: ‘unne Vallekeswirdse’ is een man en ‘un Vallekeswirdse’ is een vrouw. Opvallend is wel dat ‘hij’ in ons dialect ook wordt gebruikt voor verwijzing naar een vrouw:  - Mieke hai un pùrsaehs gekrege van de pliesie en hij was me toch koad!  [Mieke had een bekeuring gekregen van de politie en ze was me toch kwaad!]

Tenslotte: Hoe weet je nou of een woord mannelijk of vrouwelijk is?

Onzijdige woorden hebben altijd ‘het’ als lidwoord en zijn dus gemakkelijk te herkennen: - het weer, - het vest, - het boek. Maar mannelijke en vrouwelijke woorden hebben allebei ‘de’, dus hoe kun je nu weten tot welk geslacht zo’n woord hoort?  Dan moeten we ‘de’ vervangen door het lidwoord ‘un’ of ‘unne’; het is 'de bloem' en 'de stoel', maar 'un bloem' en 'unne stoel'. De conclusie door toepassing van dit trucje is dan dat 'bloem' (un) vrouwelijk is en 'stoel' (unne) mannelijk. Als je in het volgende rijtje 'de' vervangt door 'un' of 'unne', zul je merken dat zij afwisselend vrouwelijk en      mannelijk zijn: de pop, de fiets, de vaas, de vloer, de koei, de stier, de vrouw en de vent.

 

Eerder hadden we al gezien dat ons leesplankje drie categorieën klanken bevat:

- Categorie A wordt gevormd door de klanken die algemeen bekend zijn in het standaard Nederlands, hoewel zij soms qua uitspraak behoorlijk afwijken van hun oorspronkelijke spellingswijze.

Vergelijk voor de aardigheid de uitspraak maar eens van de volgende woorden:

-ee   beek   -   beer

-oo   kook   -   koor

-o     hok    -   bok

-eu   reuk   -   beurt

-a     kat     -   anjer

Niet minder dan tien verschillende klanken, maar met slechts vijf variaties in spelling! Dan kom je er als Neerlandicus een stuk beter vanaf dan de dialectschrijver, want die moet het verschil in de diverse klanken laten zíén, omdat het anders kan leiden tot misinterpretatie en dat maakt het geheel een stuk ingewikkelder!

- Categorie B omvat klanken die in onze standaardtaal niet voorkomen, maar wél bekend zijn in leenwoorden, zoals scène, zone en cash.

- Categorie C omvat klanken die in het Nederlands zelfs in leenwoorden niet voorkomen. Daarom moeten wij dus in dit geval een vergelijking trekken met klanken uit andere -min of meer bekend veronderstelde- talen, namelijk het Engels, Duits en Frans. Zo is bijvoorbeeld de uitspraak van de klinker in ons dialectwoord voor ‘pruuhve’ dezelfde als die in het Duitse woordje ‘kühl’.

Voor de klanken van de laatste drie items op het leesplankje konden wij geen enkel vergelijkings-materiaal vinden en dus is daar volstaan met de benoeming van de eerste klinker met de toevoeging -oew. Zodoende klinkt het woordje ‘paoew’ (pauw) eigenlijk als een verlengde -au.

Klinkercombinaties met een toegevoegde -i- zijn gemakkelijk te identificeren door te luisteren naar de uitspraak van de voorgaande klinker:

-ae   [maeske]     -aei  [aeier]  (eieren)

-e     [Jet]            -ey   [peyke]  (paadje)

-éu   [knéup]      -éui   [potléui]  (potloden)

-ó     [lózzie]        -ói   [kói]    (kooi)

-uy   [kruys]       -uyi   [luyi]   (lui)

-uu   [vuur]        -uui   [huui]  (hoeden)

 

   Een extra uitleg verdient de korte klinker -o, de nummers 3 en 4 van het lehsplaenkske. Op het Nederlandse leesplankje is de -o in ‘bok’ een zogenaamde ‘doffe -o’ en die in ‘hok’ is een ‘heldere -o’. Uiteraard vallen beide onder categorie A, want deze klanken komen ook in het Nederlands voor. Maar hoewel het twee totaal verschillende klanken zijn, worden zij tóch hetzelfde gespeld. Wij zijn echter van jongs af aan zó gewend geraakt aan welke uitspraak van de -o bij welk woord hoort, dat we dat altijd op de automatische piloot goed doen en we eigenlijk niet eens meer in de gaten hebben dat het in feite een geheel andere klank betreft. Totdat het opeens een woord betreft dat nog geen Nederlandse betekenis had, bijvoorbeeld knooppunt de Hogt. In alle verkeersmeldingen wordt gekozen voor de uitspraak zoals in ‘hok’ [in onze spelling -ô] en dan is het nog steeds betekenisloos. Kies je echter voor de uitspraak van ‘bok’ [in onze spelling -ó] dan blijkt het opeens het Brabantse woord te zijn voor ‘hoogte’ (‘hógt’)!                                      

 

Wij zijn ons er terdege van bewust dat ons spellingssysteem niet voor de volle 100%  sluitend is en dat is ook nooit onze insteek geweest. Wij hebben getracht een voor iedereen hanteerbaar systeem te ontwikkelen, maar het is en blijft taal en geen wiskunde, waarin slechts onwrikbare feiten en logica de basis vormen. Net als ons systeem, kent ook elke taal wel zijn specifieke uitzonderingen en hiaten, zoals de -s die in ons Nederlandse woordje ‘vakantie’ wél wordt uitgesproken, maar op geen enkel leesplankje voorkomt. Wij vinden het allemaal echter zó vanzelfsprekend, dat we er niet eens bij stilstaan dat dit eigenlijk een uitzondering op de regel is. Niemand leest het woord 'politiek' op dezelfde manier als 'politie', hoewel de spelling identiek is!

Wij wensen iedereen die ons systeem wil gaan gebruiken heel veel succes toe en onthoud: oefening baart kunst!

 

                 Vallekeswirds Woordeboek.

                     Dialectwoorden en voorbeeldzinnen.

 

Alle woorden en uitdrukkingen die hieronder worden genoemd, zijn door de schrijvers zelf gehoord en/of gebruikt in ons Valkenswaards dialect. 

De woorden zijn alfabetisch gerangschikt volgens het spellingssysteem van ons leesplankje uit 2022. Klinkers met een variabele uitspraak in voorts identieke woorden worden als volgt alfabetisch gerangschikt:

  1. dop (accentloos)
  2. dòp (accent grave)
  3. dóp (accent aigu)
  4. dôp (accent circonflexe)
  5. döp (umlaut).

Woorden voorzien van een asterisk [*] zijn óf geen echte dialectwoorden óf het zijn hybrides, dus gedeeltelijk dialect en gedeeltelijk Nederlands. Deze woorden worden voornamelijk geproduceerd door de jongere generaties die willen laten horen dat zij uit Brabant komen. Zij missen echter de basis voor het échte Brabants en maken zodoende een zuidelijke streektaal die niet bestaat, het zogenaamde hyperdialect. Hierbij worden Nederlandse woorden verbrabantst, zoals *'di' in plaats van 'dees' en *'bierke' in plaats van 'pilske'. Ook worden woordgeslachten voorzien van foutieve lidwoorden, waarbij de lidwoorden -d’n- en -unne- de boventoon voeren, omdat zij heel Brabants klinken. Zo krijg je dus ‘*d’n Dommel’, ‘*unne koei’ en ‘*d’n boerderey’. Samenstellingen als *'keileuk' en *'keigaaf' laten nog wél zien dat Brabant de woonprovincie van deze jongeren is, maar het zijn en blijven uitdrukkingen die zweven tussen twee werelden en door oprechte Brabanders nooit worden gebruikt. 

Bij een aantal voorbeeldzinnen is gebruik gemaakt van dialogen, waarbij de eerste spreker één streepje krijgt vóór de zin die hij zegt en de tweede spreker twee: - Hoewist?  --  Och, op en af! [Hoe gaat het?  --  Och, de ene dag beter dan de andere!]

 

     Waarschuwing:

Onderstaande woorden en zinnen zijn opgetekend zoals zij enkele decennia geleden gebezigd werden in Valkenswaard en zij kunnen mogelijk zeer man, vrouw en kind onvriendelijk zijn! Voorts waren regenboogvlaggen en het concept woke nog onbekend, waren mensen recht voor zijn raap en lagen het verbale en fysieke incasseringsvermogen van Brabanders vele malen hoger dan tegenwoordig.

Ter behoud van de tijdsgeest én de authenticiteit van dit woordenboek is dan ook geen enkele censuur toegepast en dat willen wij ook zo houden! Het woordenboek dient te worden beschouwd als een soort diepvriespakketje van het Valkenswaardse taalgebruik in de jaren zestig en zeventig met een onbeperkte houdbaarheidsdatum voor komende generaties. Potentiële lezers met een teer zieltje, die bovendien woke hoog in het vaandel hebben staan, of die lid zijn van of sympathiseren met de Bond tegen het Vloeken wordt het lezen van dit boek dan ook ten stelligste ontraden...

     Disclaimer:

Om ons woordenboek zo authentiek mogelijk te maken, is in de voorbeeldzinnen gebruik gemaakt van typisch Valkenswaardse achternamen, zodat u tevergeefs zult zoeken naar namen als Van Oldenbarnevelt, Aboutaleb, Sipkema en Yeșilgöz. Echter, de in de voorbeeldzinnen genoemde eigenschappen mogen in geen geval worden toegeschreven aan bestaande families, aangezien het hier in alle gevallen fictie betreft. Mocht u desalniettemin van mening zijn dat een en ander wél van toepassing is, dan kunnen wij u verzekeren dat dit dan slechts op louter toeval berust!

Om de lezer van deze site een indruk te geven van de inhoud van ons woordenboek, staan hieronder en in het volgende hoofdstuk drie voorbeelden van de woorden en één voorbeeld van de uitdrukkingen per letter zoals die ook in het boek voorkomen.

Geïnteresseerd? Ons werk heet Vallekeswirds woordeboek met als ondertitel Hét Valkenswaards woordenboek, ISBN: 978-94-650-9128-0 en wordt uitgegeven door Boekscout uit Soest. Het boek telt 343 pagina's met meer dan 3000 entries en kost 25 euro.

___________________________________________________________________________________________

Uiteraard is geen enkel woordenboek helemaal compleet op het moment dat het verschijnt en ons boek is daarop geen uitzondering. Alle woorden en uitdrukkingen die wij hebben gevonden na de verschijningsdatum -18 april 2025- zijn op deze site wél toegevoegd, maar dan dikgedrukt.

A.

- afvlóie  - door langdurig en slijmerig praten proberen iets van iemand (gedaan) te krijgen.  - Ons vrouw hai me un por órbaelle'n afgevlóid vur zunne verjoardag. [Mijn vrouw had het uiteindelijk voor elkaar gekregen dat ik haar een paar oorbellen gaf voor haar verjaardag.]

- ándoen  - bevriend worden met.  - Ik zee tege'n onze'n oudste daettie behter nie kon ándoen mee die van Van der Poales, want dae is nogal schöoew volluk. [Ik zei tegen onze oudste zoon dat hij beter geen vrienden kon worden met de familie Van der Palen, want dat zijn nogal dubieuze mensen.]

- ánloaie  - aankoeken.  - Onze vádder hai de vriezer nie tegoei dichtgedôn en toen moes ons moeder um ondóie, umdaettie hummel was ángeloaie. [Mijn vader had de vriezer niet goed dichtgedaan en toen moest mijn moeder die ontdooien, omdat hij helemaal was aangekoekt.] Ook pannen kunnen 'ánloaie'.

-án zette  - op een kier.  - As gij dahlijk die kroezels komt brenge, hedde kans dae ik ahchter bezig ben, dus ik zet de vurdeur wael wá án, daegge binne kent.  [Als jij zo meteen die kruisbessen komt brengen, bestaat de kans dat ik achter bezig ben, dus ik zet de voordeur op een kiertje, zodat je binnen kunt.] Het werkwoord voor 'aanzetten' is 'ánzette' en wordt zonder pauze uitgesproken. In dit geval is dat anders: er is een korte spreekpauze tussen 'án' en 'zette'.

B.

- begoaie  - ondeugende streken uithalen.  - De aoewluy van Janne ware'n úweg en toen hittie ut mee zun kámmeruyi goehd begoaid.  [De ouders van Jan waren weg en toen heeft hij het er met zijn vrienden goed van genomen.] 

- bekaehrele  - aanhalen/lovend spreken over iemand.  - As ge doar binnekomt, moete urst altijd dae joekeltje bekaehrele.  [Als je daar binnenkomt, moet je eerst altijd het hondje aanhalen.] / - Ge moet um nie zù bekaehrele, want dan gittie gruts doen!  [Je moet hem niet zo prijzen, want dan gaat hij naast zijn schoenen lopen!]

- brobbel  - luchtbel. - Asser brobbels opt wátter kômme'n ast rehgent, dan rehgent ut drie doag, zeeje ze vrueger.  [Als er luchtbellen op het water komen als het regent, dan regent het drie dagen lang, zeiden ze vroeger.] Een liedje dat wij vroeger zongen tegen niet al te vriendelijke dames, ging als volgt: - Nael bael de brobbelscheet, die hai tùnahcht un aei geleed!

- butsmuts  - schertsende benaming voor een valhelm.

C. 

- Campinaneger  - bij wijze van grap gezegd tegen mensen die wel heel erg wit zijn, zelfs 's zomers. De verwijzing was uiteraard naar de zuivelfabriek met die naam, die destijds slechts regionale bekendheid genoot. Het vermaledijde n-woord bestond destijds nog niet.

- caent - cent.

D.

-d'n  - de. Een van de bekendste tools om iets Brabants te doen lijken, is het nederlandse -de- te vervangen door -d'n-. Echter, dit lidwoord mag uitsluitend worden gebruikt bij mannelijke woorden, en dan nog slechts degene die beginnen met een klinker of -h, -t, -b en -d: het is dus bijvoorbeeld 'de vent', maar 'd'n heer''en 'de graaf', maar 'd'n baron'. Met name veel jeugdige Brabanders missen het ontwikkelde taalgevoel om intuïtief te weten wat wel en niet kan en produceren "artilect" (artificieel dialect, ook wel "hyperdialect" genoemd) als 'd'n bloem' of 'd'n boerderey', die echter beide vrouwelijk zijn. Bekend Brabants mopje is dat wanneer atlete Nelli Cooman zou trouwen met zanger Rob de Nijs, haar trouwnaam Nelli de Nijscoman zou zijn.

- drabbik  - viezigheid, smurrie.  - Wij boaide vrueger dur d'n drabbik in de Schôpsloht um kikforse te vange.  [Wij liepen vroeger door de smurrie in de Schaapsloop om kikkers te vangen.]

- durkleppe  - iets doorvertellen, maar dan tot onvrede van de spreker.  - Wij wowe zaehluf tege'n onze vádder en ons moeder vertelle dae we gôn tröoewe, maer mun bruuhr higget al gaoew durgeklept!  [Wij wilden zelf tegen mijn vader en moeder vertellen dat we gaan trouwen, maar mijn broer heeft het al gauw doorverteld!]

E.

- (d'n) eht  - het eten/maalijd.  - Mee de carnuval hebbe wij dik uerst un dil van de fùmilie op d'n eht en turnoa gôn we ur inne vatte'n in Törrup!  [Met carnaval hebben wij vaak eerst een groot aantal familieleden op bezoek die mee-eten en daarna gaan we een biertje drinken in het centrum!]

- emmere  - zanikan, zeuren. Ligter nou toch is nie zù te emmere over wátter hai kenne gebeure as dees en as dae!  [Blijf nou toch eens niet zo zeuren over hoe het was geweest als dit en dat was gebeurd!]

- ezele  - vervelend doen, alleen maar om vervelend te doen; aandacht trekken. - Dieje klaenne van Josse hi d'n hulle middùg ligge te ezele'n umdaettie zun zinneke nie kreeg.  [Het kindje van Jos is de hele middag vervelend geweest omdat hij zijn zinnetje niet kreeg.] Voorts is ézele' ook een kaartspelletje.

F. 

- flikkere  - gooien.  - Ik weet ók nie kraek wôr die kôrtjes moete ligge; flikkert ze maer zùlang in de loai!  [Ik weet ook niet precies waar die kaartjes moeten liggen; gooi ze maar eventjes in de la!]

- frötje  - pluizig of rimpelig hoopje.  - As ge in fibberwárri buyte gôt zwemme, ken ik oe nou al vertelle daegge zùmaer un klaehn frötje overhaoewt in oew zwembroek! [Als je in februari buiten gaat zwemmen, kan ik je nu al wel vertellen dat een tamelijk klein rimpelig hoopje overhoudt in je zwembroek.]

- fuyk  - grote onderbroek.  - As zoma gewahse hai, hinge'n ur ámmel grohte fuyke'n án d'n droad.  [Als mijn oma had gewassen, hingen er allemaal grote, witte onderbroeken aan de waslijn.]

G. 

- gedukkelijk  - Sins dae onze slachter un beslag hi gehad, lóptie vort zù gedukkelijk!  [Sinds onze slager een beroerte heeft gehad, loopt hij voortaan heel moeilijk!]

- getróie  - boos, verontwaardigd vanwege onrechtvaardigheid of gebrek aan waardering.  - Gerrit was flink getróie daessem noa al die joare nog steeds nie hadde gevroagd um de neye Prins Carnuval te worre.  [Gerrit was behoorlijk boos omdat ze hem na al die jaren nog steeds niet hadden gevraagd om de nieuwe Prins Carnaval te worden.] 

- grehze  - grommen van een hond.  - Dae joekeltje van Dómskes liep gistere zùmaer los rond, maer toen ik um wow bekaehrele, begon ie te grehze; verrekkes kutbisje!  [Het hondje van de familie Daams liep gisteren zomaar los rond, maar toen ik hem wilde aanhalen, begon hij te grommen; ontzettend rotbeest!]

- Grieks  - geeft aan dat iets op een ongebruikelijke manier is gedaan of gemaakt.  - Harrieke haoewt die ehtstökskes van de Chinees wael hul Grieks vahst.  [Harrie houdt die eetstokjes van de Chinees wel heel eigenaardig vast.] / Dae tôffeltje is zùmaer Grieks gemôkt.  [Dat tafeltje is zomaar op een rare manier gemaakt.]

H.

- haers  - naar hier. Dit woord geeft altijd een beweging aan naar de spreker toe en kan dus niet worden gebruikt als een statische plaatsaanduiding: * - Haers in de loai ligge de spijkerkes! [* Hier in de la liggen de spijkertjes!]  - Nih, ik gôi nie nor die van Borrenbaerrigs um die klapstuelekes te brenge vur dae fisje! Asse die toavund gehr hebbe, dan komme ze maer haers...  [Nee, ik ga niet naar de familie Borrenbergs om die klapstoeltjes te brengen voor dat feestje! Als ze die vanavond graag willen hebben, dan komen ze maar naar hier... Voornamelijk oudere sprekers gebruiken dit woord nog.

- hennelirke  - steile, smalle trap in huis. Genoemd naar het 'laddertje' in de kippenkooi om op de roest te komen.  - Jan was gistere lillik van d'n trap geflikkerd, maer jae, dae is ók zun hennelirke!  [Jan was gisteren lelijk van de trap gevallen, maar dat is logisch omdat het zo'n steil, smal trappetje is!] 

- hurt!  - luister eens! Gezegd op het moment dat er een geluid te horen is.  - Hurt! Volleges mehn hurde'n ik naet unne koekoek roepe'n in die béum ginderwehd!  [Luister eens! Volgens mij hoorde ik net een koekoek roepen in die bomen daarginds!]

- hupse  - huppelen.  - Gelukkig hupste dae kùnentje nog naet op tehd van de weg af, anders hadde we ut mùsschien nog ángereje!  [Gelukkig huppelde dat konijntje nog net op tijd van de weg af, anders hadden we het misschien nog aangereden!]

I.

- inhoale  - zowel inhalen als het enger maken van kleding, innemen.  - Sins munne mens twi kirres pur wehk op zunne lohpband gi stôn, heb ik zun broek un hul end moete'n inhoale.  [Sinds mijn man twee keer per week op de loopband gaat staan, heb ik zijn broek een heel stuk moeten innemen.]

- inpiehpe  - insteken, indoen. Uitsluitend in kindertaal. - Doe oew pollekes maer in de möoewkes piehpe, want mee oew jaeske'n án, gôn we nor buyte.  [Steek je handjes maar in de mouwtjes, want met je jasje aan, gaan we naar buiten.]

- irdoags  - een dezer dagen, binnenkort.  - De monteur hai de verwaerremingsketel noagekeke en nou moessie urst iets bestelle, maer hij zee daettie irdoags trugkumt.  [De monteur had de verwarmingsketel nagekeken en nu moet hij eerst iets bestellen, maar hij zei dat hij binnenkort terugkomt.]

J.

 - joekel  - zowel een groot exemplaar als een hond.  - Dieje kutjoekel van hiernaeffes blaft d'n hulle godsganselijken dag as dae wefke nort waehrik is!  [Die rothond van de buren blaft echt, maar dan ook echt, de hele dag als die vrouw naar haar werk is!]

- (de) jong  - kinderen.  - Vrueger brôchte ze de jong nie mee d'n auto nor school, maer moeze ze zaehluf lohpe'n of fietse. [Vroeger werden kinderen niet met de auto naar school gebracht, maar moesten ze zelf lopen of fietsen.] Vervelende kinderen worden bestempeld als 'rotjong': - As ge mister of juffrouw bent, zitte d'n hullen dag tusse die verrekte rotjong. [Als je meester of juffrouw bent, zit je de hele dag tussen die vervelende kinderen.]

- judasse - vervelend en tegendraads doen. - Gôdde nou d'n hullen tehd ligge te judasse'n umdae we nie nor d'n Oapenheul gôn? Ut waeit vuls te hard en dan isser niks án!  [Ga je nu de hele tijd vervelend doen omdat we niet naar de Apenheul gaan? Het waait veel te hard en dan is er niks leuks aan!]

K.

- kiet  - huis.  - Toen wij nor un fisje ware geweest, han de jong ondertusse hul de kiet overhohp gehôld. [Toen wij naar een feestje waren geweest, hadden de kinderen ondertussen het hele huis op stelten gezet.]

- klehre  - nijdigheid, drift.  - Sjarel hai al un uer zitte te frotte mee zunne neye kerremuslózzie, maer hij kreeg um nie án de gang en toen naeide'n ie um op de grond kuppot van klehre!  [Charles had al een uur zitten rommelen met zijn nieuwe kermishorloge, maar hij kreeg hem niet aan de gang en toen gooide hij hem uit nijdigheid op de grond kapot!]

- kloon  - zowel kloon als clown.  - Vrueger keke wij 's woensdugsmiddugs altijd nor Pipo de Kloon en Mamaloe.  [Vroeger keken wij op woensdagmiddag altijd naar Pipo de Clown en Mamaloe.] Hoewel in het bijbehorende liedje toch heel duidelijk de Engelse uitspraak werd gebezigd, bleven wij tóch gewoon 'kloon' zeggen en onze ouders ook. Oudere dialectsprekers houden het nog altijd op 'kloon'.

L. 

- lingzùm  - binnenstebuiten.  - Ge had zeker nog sloap toen ge vandemaehrigge'n opstond, want ge het oew shirtje lingzùm án zie ik án die plátjes.  [Je had vanmorgen zeker nog slaap toen je opstond, want je hebt je shirtje binnenstebuiten aan zie ik aan die labeltjes.]

- lózzie  - horloge. 'Unne kerremuslózzie' is de term voor een goedkoop horloge en de reden voor deze benaming moge duidelijk zijn. In Valkenswaard was juwelier Heuvelmans vroeger het 'Lózziepinneke', de Brabantse benaming voor horlogemaker. In het Standaardnederlands is 'horloge' een onzijdig woord en in ons dialect is 'lózzie' mannelijk.

- lulproat  - geouwehoer, klinkklare onzin.  - Maehr mens, wánne lulproat; geléufde gij nou echt dae d'n dieje van Van Daal vehfduzend euro in de mônd overhaoewt?  [Hemeltjelief, wat een klinkklare onzin; geloof jij nou echt dat meneer Van Daal vijfduizend euro per maand netto heeft?]

M.

- miehze  - je ogen samenknijpen om beter te kunne zien.  - Ik denk dae onze Frans án un brilleke moet, want hij zit zù te miehze'n assie tillevizie kekt. [Ik denk dat onze Frans een bril nodig heeft, want hij knijpt zijn ogen zo samen als hij televisie kijkt.]

- moemele  - eigenlijk eten zonder (voldoende) tanden, maar ook minzaam gebruikt voor kinderen die lekker zitten te smikkelen.  - Ziet dieje klaenne doar is laekker zitte te moemele op die spaekskes van de kerremus.  [Kijk eens hoe dat kleine kindje lekker zit te smikkelen van die spekkies van de kermis.]

- moor  - zowel een donker persoon (ouderwets) als een fluitketel.  - Waehrum wátter vur ons badje op zôtterduggenoavund kwam vrueger öt de moo en we ginge'n ur gewohn umste beurt in. [Warm water voor ons badje op zaterdagavond kwam vroeger uit de fluitketel en we gingen er gewoon om beurten in.] Het was destijds alom de gewoonte om de kinderen in een teiltje te wassen op zaterdagavond, want op zondag moesten de kinderen schoon zijn. De oudste mocht eerst en daarna de rest op volgorde van leeftijd, in hetzelfde water, dat af en toe opnieuw werd opgewarmd door water uit de 'moor'. 

   

Maak jouw eigen website met JouwWeb